Kniegewricht

Het kniegewricht is een zgn scharniergewricht en is opgebouwd uit 4 bot delen, het bovenbeen (femur), onderbeen/scheenbeen (tibia), kuitbeen (fibula) en knieschijf (patella). De gewrichtsvlakken van boven -en onderbeen zijn bedekt met kraakbeen, een coating. Samen met het gewrichtsvocht zorgt dit voor een nagenoeg wrijvingsloos contact. Aan de binnen en buitenzijde van de gewrichtsruimte bevinden zich de binnenste en buitenste meniscus. Voor de stabiliteit zorgen de kruisbanden (schuiven en roteren) en de binnenste en buitenste knieband (zijdelingse stabiliteit). Samen met de spieren zorgen deze banden voor stabiliteit en opvangen van onverwachtse bewegingen en of schokken. De quadricepsspier en hamstrings zorgen voor het strekken en buigen van het kniegewricht. De pees van de quadriceps loop als een geheel over de knieschijf heen tot het aanhechtingspunt voor/bovenzijde scheenbeen. Boven de knieschijf heet deze pees de quadricepspees, onder het niveau van de knieschijf het ligamentum patellae. Achter dit ligamentum patellae bevindt zich een vetlichaam, het zgn vetlichaam van Hoffa. Aan de bovenzijde en voorzijde van de de knieschijf bevindt zich een kleine slijmbeurs.

 

 

 

 

 

 

Knieaandoeningen die in ons centrum vaak met succes kunnen worden behandeld zijn:

Tendinitis van de quadricepspees en of tendinitis van het ligamentum patellae, waarbij vaak ook het vetlichaam van Hoffa betrokken is.
Bursitis van de diverse bursae rond het kniegewricht gelegen.
Overbelasting van het Pes Anserinus, een peesblad dat zich aan de voor/binnenzijde van het onderbeen bevindt en waaraan de pezen van de bovenbeenspieren aanhechten. Patiënten klagen over specifieke drukpijn in dit gebied. Soms treedt een lichte zwelling ter plaatse op. Met gericht lichamelijk en echografisch onderzoek is deze aandoening goed te diagnosticeren en te behandelen met een gerichte injectie met ontstekingsremmer (corticosteroied).
Overbelastingsveranderingen in de spiergroepen rond het kniegewricht zijn met gericht lichamelijk en echografisch onderzoek goed te diagnosticeren en waar mogelijk te behandelen met gerichte injecties.
Surmenage van de mediale en laterale collaterale band.
Periarticulaire cysten zoals meniscus cysten.

Veel voorkomende aandoeningen in het algemeen zijn;

Slijtage ofwel arthrose. Bij echografisch onderzoek soms toename gewrichtsvocht en aanpunting van de botcontouren . Rontgenonderzoek heeft de voorkeur ter bevestiging diagnose.
Osgood Schlatter ; een verdikking ter plaatse van de aanhechting van de pees lopende van de onderzijde knieschijf aanhechtend aan boven/voorzijde scheen been. De botkern ter plaatse kan soms fragmentatie vertonen. In principe klinische diagnose voorkomend op leeftijd van 8 -16 jaar. Vaak voorkomend bij actieve sportbeoefening.
Bakerse cyste. Een met gelei vocht gevulde holte mediaal in de kniekuil gelegen die kan ontstaan als begeleidend symptoom bij afwijkingen in het kniegewricht zoals slijtage of kruisband afwijkingen. Vaak geen behandeling nodig. Bij grootte toename en pijn en of buig beperking van de knie eventuele behandeling met drainage en corticosteroied injectie. In uitzonderlijke gevallen operatieve behandeling. Soms treedt spontaan ruptuur (breuk) op van de cyste met acute pijn in kuitregio die lijkt op een trombose been. Echo onderzoek geeft uitsluitsel.
Onverklaarde zwellingen rond het kniegewricht en de kniekuil  rechtvaardigen altijd aanvullend beeldvormend onderzoek, waarbij echografisch onderzoek vaak eerste onderzoek van keus .